Het was vlak voor Pasen en van een vriendin kreeg ik een appje: ‘De voorverkoop is gestart!’ Ik keek naar buiten, zag hoe het hoosde en wist ook zonder mijn ramen te openen wel hoe koud het was. Eén ding stond vast: ook dit jaar leek het begin van het zwemseizoen te vroeg te komen. En net als ieder jaar vroeg ik me af waarom ik mezelf dit ook alweer aandeed: buiten zwemmen.
Inmiddels heb ik mijn vaste ritme weer gevonden en lig ik twee ochtenden per week in het buitenbad. Zo’n ochtend ziet er ongeveer zo uit. Ik – notoire ochtendhater – sleep mezelf uit bed, zet een kop sterke koffie en drink die voor mezelf uit starend op. Over mijn badpak trek ik een broek en warm vest aan (zo een die ik heb aangeschaft toen ik Wandelaar werd). Met een totaal voor de vroege ochtend ongeschikte moordpodcast op mijn oren loop ik een kwartier omhoog naar het Arnhemse Klarenbeek-zwembad. Soms staat daar op het mooie bospaadje voor het zwembad al de vriendin van het appje op me te wachten.
Het ideale moment om te zwemmen is kwart voor acht, hebben we ontdekt. De echte die hards zijn dan net klaar en de zwemclubs komen rond kwart over acht met z’n allen aanzetten. Precies genoeg tijd dus om een goede plek te veroveren (‘breed zwemmen!’) en in je eigen tempo baantjes te trekken. Op sommige dagen is het rustig, of lukt het me geen aandacht te besteden aan de andere zwemmers. Dan glijd ik bijna gedachteloos door het water en kijk naar de hoge dennen die het zwembad omringen. Of beter gezegd: de contouren ervan, want zonder bril is de wereld voor mij een waas. Op andere dagen is zwemmen een meer sociologische bezigheid. Ik mag dan wel halfblind zijn, je vangt ook in het zwembad allerlei gesprekken op. Na een aantal weken begin je de verschillende subgroepen te onderscheiden.
Allereerst de vroege vogels (de die hards): dat zijn, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, niet de bloedfanatiekelingen, maar de pensionado’s. Waarom zou je uitslapen als je om zeven uur in het bad kunt liggen en daarna met z’n allen luidruchtig koffie kunt drinken bij de kiosk? Dan zijn er de Serieus Zwemmende Mannen, die in duur uitziende pakken of speedo’s zwemmen en natuurlijk een flashy brilletje dragen. Ze bespreken hun afstandsplannen (‘drie kilometer in one go, deal?’ – dat zijn dus 120 baantjes, uitslovers) en produceren bij hun gezwem veel opspattend water. Dan zijn er nog de ‘dames’: vrouwen vanaf een jaar of vijftig die met een vriendin samen komen en zwemmen absoluut ondergeschikt vinden aan bijkletsen. Niet zelden hebben deze dames voor ze naar het bad gingen hun lijf al in parfum gebaad.
Ten slotte zijn er de ‘best-koud-maar-we-zijn-er-toch-maar-weer-zwemmers’. Ik denk dat ik tot die groep behoor: soms een beetje klagen over de watertemperatuur, maar toch gestaag doorzwemmen. Veelal in schoolslag, met soms een baantje halfbakken borstcrawlen (Help! Wanneer moest ik ook alweer ademen?) of een beetje dromerig de rugslag (Hoe ver is de kant nog, en zwem ik eigenlijk wel recht?). Ik zwem om mijn conditie bij te houden, maar heel professioneel gaat dat er in mijn geval niet aan toe. Ik zwem vooral om nergens aan te hoeven denken dan aan dit kleine universum, verscholen in het bos. Om wakker te worden van het water, dat toch altijd iets kouder is dan je zou willen. En voor de kop koffie na afloop – die beter smaakt als je haar nog nadruppelt.
Als mensen zeggen ‘je bent gek dat je in de kou buiten gaat zwemmen’, antwoord ik: dat klopt. Want ik ruik ook twee douchebeurten later nog het chloor in mijn huid. Maar je zou ’t ook eens moeten proberen. Die zwemmerscategorie is er ook nog. De predikers.
Gaat hene en zwemt.
0 reacties