Wanneer ik aan mensen buiten ‘mijn wereld’ vertel dat ik vertaler ben, zie ik ze denken. Er trekt een frons over hun voorhoofd, ze krabben zich even achter hun oor en stellen dan de volgende vraag: ‘Vertaler? Maar er zijn toch vertaalmachines?’
‘Dat klopt,’ zeg ik zalvend. ‘En die zijn best handig. Maar ze zijn niet in staat het gevoel in een brontekst te detecteren en over te brengen in vertaling. En een roman valt of staat met de stijl waarin het geschreven is.’ Op die momenten voel ik vermoeidheid over me komen, ik hoor mezelf dezelfde argumenten herhalen en die argumenten bereiken mijn toehoorder vrijwel nooit.
Waarom moet ik mezelf altijd verdedigen, waarom wordt mijn werk niet gewaardeerd, of beter gezegd: niet gezien? Een lezer ziet niet hoe lang ik heb zitten puzzelen op een passende alliteratie. Hoe ik moeite heb gedaan een verwijzing aan de oppervlakte te brengen, hoe ik de ene cultuur omzet naar de andere. Een lezer geniet wél van de wereld die wordt opgeroepen in een boek, van de grapjes die voorbijkomen, van de personages die zo echt aanvoelen – en dat was misschien nooit gelukt als het boek niet in vertaling was verschenen.
Was het effect hetzelfde geweest als die tekst vertaald was door een machine, in plaats van door een mens? Misschien wel. Was het effect hetzelfde geweest als die tekst vertaald was door een ander mens? Misschien wel. Ben ik het beste in staat om een bepaalde tekst te vertalen? Dat weet ik niet. In de vertaalwereld, waarin het werk schaars is en er geen keiharde regels of wetten bestaan, is het soms verleidelijk om anderen als vijand te beschouwen – of dat nu een vertaalmachine of vertaalmens is.
Toen ik begon als vertaler hield ik me verre van vertaalmachines, en zelfs in eerste instantie van een tekstverwerker. Ik schreef mijn eerste versie van de vertaling volledig uit op papier en wantrouwde internetvertalingen. Een online woordenboek durfde ik nog net aan. Mijn analoge jaren liggen echter al lang achter me: ik ben blij dat ik kan controleren of een bepaalde uitdrukking vaak wordt gebruikt, ik typ een stuk sneller dan dat ik schrijf en een vertaalmachine tovert soms in één keer een handigere zinsconstructie tevoorschijn dan ik voor elkaar zou krijgen. Bij twijfel raadpleeg ik naast vertaalcollega’s ook vertaalmachines – het zou zonde zijn om die veelheid aan kennis niet te benutten. Robots helpen me mijn vak beter uit te voeren, ik ben niet langer bang voor ze.
Waar ik misschien soms wél bang voor ben, is de gedachte die achter het bestaan van robots zit: dat alles maar zo efficiënt mogelijk moet zijn. Door de supermarkt dwalen? Niet meer nodig door de app die je boodschappenlijstje op volgorde zet van de volgorde waarin je die producten tegenkomt in de winkel. Een gesprekje aanknopen met de caissière, terwijl je je spullen inpakt? Zelf scannen gaat sneller en spaart loonkosten uit. Aan een boekverkoper vragen wat bijzonder is, en wat past bij degene aan wie je het cadeau geeft? Dat vertelt een algoritme van een webwinkel je ook. Maar worden we écht gelukkig van die voortschrijdende efficiëntie? Houden we meer tijd over voor de dingen die er echt toe doen dankzij de robotisering?
Ik vraag het me af. Ik denk zelfs dat er een grens zit aan hoeveel we daadwerkelijk door robots willen laten doen. Zou er op het Tijdperk van Efficiëntie niet een Tijdperk van Verbinding moeten volgen? Liever ga ik traag en in verbinding met anderen door het leven, dan dat de wereld eenzaam aan me voorbijraast. Ik denk dat ik niet de enige ben die efficiëntie-moe is. Wie wil er nou een precies afgepaste agenda? Wie wil er een geliefde die precies reageert zoals verwacht? Al zou het mogelijk zijn om een perfect robotkind te krijgen (lees hierover vooral De Mitsukoshi Troostbaby Company van Auke Hulst – een gratis tip van je levensechte boekverkoper), dan nog zou ik dat niet willen.
Het veronderstelt namelijk ook dat ik perfect moet functioneren. Perfectie staat gelijk aan voorspelbaarheid en aan grijs. Waarom zouden we überhaupt nog een boek lezen, als we niet meer zoeken naar antwoorden? Waarom zouden we nog de connectie aangaan met een ander als diegene precies is zoals wij?
Zullen we volgende week allemaal even lekker inefficiënt doen? Even geen dingen doen omdat ze nuttig zijn, maar genieten van onze gemankeerde status van mens? Misschien gewoon weer eens met de hand een brief of kerstkaart schrijven, in plaats van onze boodschap in veelvoud te laten drukken. Ik ken nog wel een vertaler die je wens met veel gevoel voor stijl kan overbrengen naar een andere taal. In de tijd dat je tekst met liefde onder handen genomen wordt, kun jij misschien even kletsen met de winkelier om de hoek.
‘Hebt u ook robotstofzuigers?’
1 reactie
Hans Brouwer · 12 december 2022 op 15:41
Zo is het maar net