Vorige week gingen mijn vriend en ik een weekendje naar Rotterdam. Ik was er ooit een keer eerder geweest, voor een bezoekje aan het Boijmans van Beuningenmuseum en een rondleiding door de stad. In die tijd vond ik het maar een nare stad. De stadsgids was grof gebekt, het was grijs en regenachtig weer, de kubuswoningen waren apart, maar echt mooi kon ik de Rotterdamse highlights niet noemen.

Het imago van de stad was ook lange tijd zo. Het volk van ‘niet lullen maar poetsen’, een ruwe diamant, met bovendien veel armoede en criminaliteit. Inmiddels is dat wat veranderd: de stad werd groener, rijker, hipper, wereldser. Hoewel er de laatste tijd erg vaak explosies en criminele afrekeningen plaatsvinden en armoede een flinke uitdaging blijft. De grote havenstad spreekt tot de verbeelding.

Om de stad te verkennen huurden we OV-fietsen. Zo bleek het centrum helemaal niet zo onoverzichtelijk en grauw. Met een zonnetje in de blauwe lucht erbij straalde de haven, de Erasmusbrug en de hoge moderne gebouwen de allure van een wereldstad uit. In een cultureel café dronken we een blond biertje met vegan bitterballen en op de tweede avond een cocktail in een hippe cocktailbar. Bij het ontbijt in een all-day-breakfast-restaurant aten we croissantjes, avocado op toast, chiapudding en een kaneelbroodje. Een kopje koffie erbij, met havermelk natuurlijk.

In de Rotterdamse Kunsthal is momenteel een indrukwekkende tentoonstelling te zien van Ai Weiwei, een Chinese activist en conceptuele kunstenaar. Hier waren we een ochtend zoet mee. Het gaf me een nieuwe blik op de geschiedenis en cultuur van China waardoor ik me voor het eerst echt ging interesseren in dat machtige verre land en zijn bevolking. Dat is wat mij betreft de kracht van verhalen en kunst. In de wijk Chinatown vonden we talrijke Aziatische restaurants waar we uiteindelijk heerlijke Japanse ramen hebben gegeten. En in de Foodhallen aten we – geteisterd door veel te harde muziek en veel te veel mensen – Mediterraanse hummus en Chinese jiaozi.

Deze toeristische ervaring gaf natuurlijk geen volledig beeld van de stad van Aboutaleb, de Kuip en Jules Deelder, maar leuk was het wel. Afgelopen weekend kregen we een ander perspectief voorgeschoteld. De Rotterdamse cabaretier Jawad Es Soufi tourt momenteel door Nederland met zijn voorstelling Harira. We zagen zijn show in Wageningen in het Junushofftheater. Als zoon van eerste generatie Marokkaanse Nederlanders, opgegroeid in Rotterdam Zuid, is Jawads ervaring van Nederland en Rotterdam anders dan die van ons als toeristen in eigen land. Hij vertelde over zijn moeder die zich al 40 jaar redt met (bij wijze van spreken) 3 woorden Nederlands; een Antilliaanse buurtgenoot die zich bekeerde tot de islam; een Turkse voetbalcoach bij een wedstrijd in Barendrecht; een Molukse klasgenoot; ruzie met een docent uit Wassenaar en Marokkaanse familiefeesten, en ja, ook over witte Nederlanders en hun gewoontes. Al die kleurrijke mensen en hun verhalen komen samen in het Rotterdam van Jawad.

Jawad ziet Nederland als een lekkere soep, waarin wij allemaal de ingrediënten zijn. Misschien is Rotterdam dan wel het bouillonblokje van Nederland: een blokje geconcentreerde ingrediënten en kruiden (die af en toe zorgen voor smaakexplosies). Van Chinatown tot havermelk en van Hotel New York tot de abaya van Jawads moeder. Die soep wordt niet geserveerd in de Foodhallen of in een hip restaurant in het centrum, maar die leer je kennen door te kijken en te luisteren naar zo veel mogelijk verschillende verhalen.


2 reacties

Niké · 5 februari 2024 op 09:51

Top column!

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.