Auteur Dimitri Verhulst vertelt in de Trouw van afgelopen zaterdag dat hij graag zijn omgeving observeert en zo tot zijn verhalen en karakters komt. “Ik loop als een spons door het leven. Als ik thuiskom, wring ik die spons uit boven het papier.” Ik denk dat veel kunstenaars dat herkennen: de werkelijkheid is vaak inspirerend genoeg om – samen met een beetje fantasie – een spannend of pakkend verhaal te maken in welke vorm dan ook.
Afgelopen weekend bekeek ik op aanraden van mijn zusje de korte documentaire ‘My garden of a thousand bees’ (beschikbaar op NPO plus). In deze film zien we hoe natuurfilmmaker Martin Dohrn de kunst van het observeren tot grote hoogte verheft. Of eigenlijk niet zo heel hoog. Hij richtte tijdens de corona-lockdown zijn camera’s en superspeciale apparatuur op zijn achtertuin in het Britse Bristol.
Dohrn, die eerder samen met David Attenborough een documentaire over mieren maakte, richt maandenlang zijn aandacht op de bijen in zijn tuin. Met minicameraatjes in hun nestjes, supersnelle zoomlenzen om hun bewegingen vast te leggen en speciale microfoons om zelfs hun geluiden op te nemen. Hij ontdekt een fascinerende wereld. Uiteindelijk vindt hij maar liefst 60 verschillende soorten bijen in zijn wat verwilderde achtertuintje vol bloemen.
Het is indrukwekkend om te zien welke soorten bijen er zijn en wat zij zoal beleven. Hun verschillende levenswijzen, overlevingsmechanismen, instinctieve voortplantingskunde en onderlinge relaties. Ik leerde dat veel bijen solitair leven – in hun eentje, dus – in tegenstelling tot de gedomesticeerde zwermen honingbijen die we vooral kennen. Ze variëren in grootte van een soort fruitvliegje tot een harige hommel. Sommige zien eruit als geoliede vechtmachines, bewapend met angels, uitschuiftongen of pantsers. Andere zijn zacht en schattig en wassen hun kopje als miniscule katjes.
In de documentaire maken we kennis met een wereld binnen onze wereld. De bijen leven soms maar een week, soms meerdere. Als ze in het voorjaar, pas ‘geboren’, uit hun nestje of holletje kruipen ontdekken ze al snel hoe ze stuifmeel kunnen verzamelen. En daarmee maken ze zichzelf meteen nuttig: door bloemen (al dan niet per ongeluk) te bestuiven kunnen die zich ook weer van “nageslacht” voorzien. De mannetjes vliegen rond met het doel een vrouwtje te vinden van hun eigen soort. Dat lukt niet altijd meteen; soms berijden ze eerst een paar blaadjes, takjes en andersoortige insecten voordat ze een vrouwtjesbij vinden. En die zit ook niet per se op hen te wachten, maar kan in ieder geval wel voor nakomelingen zorgen.
Martin Dohrn raakt zelfs een beetje bevriend met een bij die hij Deukie noemt, omdat ze een deukje in haar vleugel heeft. Ze leeft samen met Eéntenne (een bij met maar één ‘antenne’), ‘de buurvrouw’, en nog een paar andere bijen in een soort zelfgemaakt bijen-appartementencomplex in zijn tuin. Het is een behangersbij, die zo heet omdat ze stukjes blad afsnijdt om het holletje waarin ze woont, te behangen. In het goed geïsoleerde huisje legt ze haar eitjes, die ze ook weer goed afschermt met wel 40 lagen blaadjes, om te voorkomen dat een ander soort bij met zijn lange steekwapen zijn parasitaire eitjes erbij legt.
Vredig is het niet per se. De bijen werken keihard in hun korte leventje, dat zich door hun razendsnelle bewegingen en perspectief in een andere dimensie lijkt af te spelen. Ze moeten voedsel en onderdak zoeken, en ervoor zorgen dat ze niet opgegeten worden door een spin of een ander soort bij. Zodra er bevruchting heeft plaatsgevonden moeten de bijen hun eitjes in veiligheid brengen en bewaken. Soms betekent dat dat ze een bouwwerk van wel 20 keer hun lichaamslengte bouwen van takjes en grassprietjes, soms verzamelen ze modder of blaadjes, en soms leggen ze hun eitjes gewoon in andermans nest. Deze ‘koekoeks-bijen’ vreten na het uitkomen dan de andere (b)eitjes op.
Je zou kunnen zeggen dat bijen het dus niet veel beter voor elkaar hebben dan wij mensen. Ze maken ruzie, hebben moeite te overleven en maken zich zorgen om hun kinderen. Ze zijn graag alleen, maar hebben soms ook wat hulp nodig. Veel van hun problemen worden ook nog eens door mensen veroorzaakt, want door het vernietigen van de natuur en het gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt het bestaan van veel bijen bedreigd. Dat brengt ons meteen bij het enige verschil dat er nog is tussen mensen en andere dieren. Volgens mij is er geen andere diersoort die zichzelf zo tof vindt dat die zich bóven alles verheven voelt en daarmee zo veel schade aanbrengt aan de eigen omgeving en de natuur waarvan die afhankelijk is.
Om Dimitri Verhulst nog maar eens te citeren – uit datzelfde interview in Trouw: “Ik hou ontzettend van de mens, maar ze mogen met niet meer dan vijf zijn. Hoe meer wij ons verenigen, hoe ellendiger en lomper we eruitzien. Maar in kleinen getale vind ik de mens een pracht van een dier.”
 
													 
													 
													
1 reactie
Madelon · 1 juli 2024 op 13:18
Ja geweldig over geschreven! Bee utiful