Op een van de eerste mooie dagen van dit jaar stond ik op een veerpontje over de IJssel. Ondanks het stralende weer waren er geen andere mensen aan boord. Ik had niet genoeg kleingeld op zak, maar, zo vertelde de schipper me, ik kon het bedrag ook overmaken. Ik vond het een beetje zielig dat hij mij in mijn eentje moest overzetten, dus ik maakte iets meer over dan de vaartprijs. Verder spraken we niet. We keken allebei uit over de rivier en zwegen onder onze mutsen, de schipper en ik.

Deze meneer zou ’s avonds zijn schip aan de voor hem meest handige wal leggen en dan naar huis gaan. Veel binnenvaartschippers zijn langer onderweg. Kinderen van schippersechtparen zijn door de week ouderloos en wonen dan op een internaat. Al wordt er tegenwoordig meer gevaren volgens het op-en-af-principe: twee weken varen, twee weken thuis aan wal. Ook is het vaak nog maar één van de twee ouders die vaart, wat betekent dat veel schipperskinderen ‘gewoon’ in een huis wonen. Toch herinner ik me nog goed dat ik levendige fantasieën had over schipperskind zijn, misschien wel door het Kinderen-voor-Kinderen-liedje ‘Schipperskind’.

Want het leek me fantástisch: in mijn kinderhoofd was zo’n internaat een soort vrijstaat. Een plek waar je ook ’s avonds nog spelletjes kon doen met je vriendjes, en waar geen ouders waren die vonden dat je op tijd naar binnen moest. Waar je weliswaar ook gewoon les kreeg, maar waar ook ruimte was om in de avonduren te kletsen met je zaalgenoten. En na een hele week varen, waren die ouders in het weekend natuurlijk extra blij om hun kinderen weer te zien. Ja, in mijn hoofd zag het er allemaal heel Pippi Langkous-achtig uit.

Maar hoe zou het zijn om op te groeien met allemaal kinderen die het rondtrekken in het bloed hebben zitten? Naast schipperskinderen zaten op die internaten namelijk ook circuskinderen en kermiskinderen. Het lijkt me dat je dan altijd tussen twee gevoelens in zit: wanneer je zelf ook wilt trekken, zul je het op zo’n internaat niet erg naar je zin hebben en je misschien wel het gevoel hebben vast te zitten aan één plek. Anderzijds: als je juist die stabiliteit wel prettig vindt, vind je weer weinig aansluiting bij je omgeving. Het lijkt me een vreemde paradox om in op te groeien. Wanneer je altijd bent opgegroeid met het idee dat het ‘burgermansbestaan’ het leven van anderen betreft – kun je je dan ooit echt verzoenen met een ‘gewoon’ leven? Of blijft dat dan toch altijd voelen als een concessie doen?

Ik heb de indruk dat dat in elk geval voor veel kermiskinderen wel geldt. Met interesse keek ik naar de korte serie Kermisbloed, waarin jongeren uit kermisfamilies aan het woord komen. Er wordt ook steeds bij vermeld van welke generatie kermisexploitanten ze zijn. En dat is nogal wat: er is een vierde-, een zesde- en zelfs een negende-generatiekind bij. Ik kan me heel goed voorstellen dat de norm dan rondtrekken is, of je er nu nog echt je boterham mee kunt verdienen of niet. De kermiskinderen uiten in de serie hun zorgen: de kosten voor exploitanten stijgen, en het aantal bezoekers van kermissen daalt al jaren. Tóch blijven veel schoenmakers bij hun leest.

Zou het dan toch zo zijn dat sommige dingen je in het bloed zitten? In deze tijd, waarin er zoveel mogelijk is, en het soms zo moeilijk is om keuzes te maken, zijn er nog steeds beroepsgroepen waarin kinderen hun ouders opvolgen. Die misschien wel een andere keus hebben, maar zich thuis voelen in hun trekkende familietraditie. Die naar een internaat gaan de normaalste zaak van de wereld vinden, en die het reizen door de aderen hebben stromen.

Hoe zou het zitten met die veerman, met wie ik laatst samen stond te zwijgen? Het lijkt me dat het niet bepaald een vetpot is wat hij verdient aan de mensen die hij overzet. Hij moest voor mij alleen zijn vaartuig aanzwengelen. Hij verbruikte vast meer brandstof dan die ik hem vergoedde met mijn anderhalve euro. Misschien maakt hij op sommige dagen wel winst, en kan hij aanspraak maken op een subsidieregeling. Misschien ook heeft hij voor dit op-en-neerbestaan gekozen als een compromis tussen varen en aan wal leven. Misschien is zijn veerpont wel zijn vrijhaven en doet hij daarmee zowel zijn familie als zichzelf recht.

Ik weet het niet. We zwegen.


0 reacties

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.