Het was lang geleden dat ik op een festival had gestaan, en in de buurt van Lochem was ik überhaupt nog nooit geweest. Maar ik had een dag Mañana Mañana cadeau gekregen en dus kwam het toch zover. Voor wie nu denkt Mañana-wattes: dat was ook mijn eerste reactie. Het bleek een driedaags alternatief festival te zijn in de bossen van Laren. Muziek, theater, drank en spijs inclusief. En hangmatten, maar daar kwamen we pas ter plekke achter.

De dag begon als een slechte western. We kwamen aan op een stoffig en leeg stationnetje. Hoewel het nog vroeg was, blakerde de zon onze huid. Het stationsgebouw beschikte over een soortement saloon (‘Floris – for wining and dining’) waar bespinragde kroonluchters hingen en de vloer met een laagje zand bedekt was. Ergens klonk een metalig geluid, dat zowel van de sporen aan een cowboylaars afkomstig kon zijn als van de graafmachines in de verte. Er stonden twee andere mensen te wachten in deze woestenij. Traag trok er een andere trein voorbij en nog een paar andere figuranten voegden zich bij ons. Er werd weinig gesproken, iedereen speurde de horizon af voor de postkoets.

Die postkoets kwam in de vorm van een zwart taxibusje en eruit stapte een witharige bestuurder. Over zijn overhemd had hij een T-shirt aangetrokken met daarop in enorme letters Mañana Mañana. Het kon niet missen: deze man zou ons naar het festival vervoeren. Voor het zover was, vertelde hij ons echter een paar keer ‘dat hij niets wist over die treintijden’, ‘dat hij dus echt niet ’s avonds wilde chauffeuren, met al die dronken mensen’ en ‘dat we er mooi op tijd bij waren allemaal’. Praten deed deze man met zijn weerspiegelende aviator-zonnebril wel, maar vertrekken ho maar. Toen hij zich uiteindelijk realiseerde dat wachten geen zin had, aangezien er niet méér mensen in zijn busje pasten dan er nu stonden te wachten, kon het inladen beginnen.

Tijdens de rit ontpopte onze chauffeur zich tot een soort rebelse puber die zich weigerde te houden aan de routing naar het festival. Een van onze medepassagiers kwam als artiest naar het festival en moest dus worden afgezet bij de artiesteningang – maar daar hoorde deze pendelbus niet te komen. Achter het stuur genoot de man zichtbaar van zijn tegendraadsheid. Uit de luidsprekers schalde de nachtmerrie van alle inzittenden (immers: op weg naar een festival voor indie-muziek): RadioNL. Toen hij ons recht voor de toegangspoort naar het festival had gedropt (ook al niet de bedoeling) en snel wegstoof, kreeg ik de slappe lach. Was dit echt gebeurd? En was dit pas het begin van de dag?

De middag op het festival was vrij rustig: we keken naar de uitbundig uitgedoste festivalgangers, lagen in een hangmat, dronken afwisselend bier en water, luisterden naar brabohop en indiepop. Af en toe zagen we de chauffeur voorbijwandelen. Hij droeg nog steeds zijn festivalshirt en had daarbij een grote cowboyhoed opgezet. Soms keek hij verlangend in de verte, alsof hij binnenkort zijn paard zou zadelen en de zonsondergang tegemoet zou rijden.

Net toen we dachten dat we onze hoofdact voor de dag wel gezien hadden (de cowboy), ging de klep van een soort mobiele friettent open. Boucherie Bacul was geopend. We keken binnen bij een klein slagerijtje, waarin twee mensen met bebloede schorten en een maniakale grijns op hun gezicht stonden. De tegeltjes waren eveneens met bloed bespat, maar van worsten of gehakt was geen sprake. In een schaal die met ‘hotdogs’ gelabeld was lag een hondenknuffel, en in een diep bord zagen we Barbiebenen (‘barbiebilletjes’). De rest van het kot was behangen met knuffels. Uit sommige staken plukken wit vulsel. Het meest shockerende? Het grote aantal kleine kinderen dat dit tafereel gadesloeg.

Wat volgde was een van de meest vreemde stukken theater die ik ooit heb meegemaakt. Minnie Mouse werd met behulp van een van de kinderen in tweeën gescheurd en haar handjes en voetjes werden op een prikker gespietst. De slagersvrouw bestrooide ze rijkelijk met zout en deelde de delicatessen uit aan vier verbijsterde kinderen. De slager sprak weinig, maar was op de achtergrond constant zijn messen aan het oppoetsen en slijpen. Toen vertrok hij plotseling uit het kot en even leek het erop dat hij niet terug zou komen. Ik zag de enorme Sint Bernhard-knuffel eerder dan de slager. De knuffels waren ‘uitgeknuffeld’, aldus het duo, dus medelijden hoefden we niet te hebben.

Een beetje geschrokken na-grinnikend liepen we het festivalterrein af. Ons vervoer terug had niets meer van een postkoets en de chauffeur was van een heel ander kaliber dan de cowboy. De radio bleef uit. En wij dachten alleen maar: mogen we mañana weer terug?


0 reacties

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.