Deze week geen column, maar voor de afwisseling een kort verhaal over kraanvogels. Dit verhaal schreef ik tijdens een schrijfcursus bij cultureel centrum De Lindenberg in Nijmegen.

Het licht van de maan valt op het rijstveld dat zich voor Suki uitstrekt. Ze probeert haar hoofd te draaien om te zien hoe het met Yuki is. Dat gaat moeizaam, want zij en haar man zijn vastgeklonken aan het hek. Yuki slaapt. Hoe is het mogelijk! Suki port hem met een elleboog in zijn ribben zodat hij wakker schrikt.

De hemel licht plotseling op en verlicht een engel met gespreide vleugels die op een enorme trommel slaat die door twee andere engelen in de lucht gehouden wordt. Een stip aan de horizon ontwikkelt zich tot de grootste kraanvogel die Suki ooit zag. Zij ploft voor hen neer en torent boven hen uit met haar snavel geheven als het zwaard van Damocles.

Het echtpaar wurmt zich wanhopig alle kanten op, maar de kettingen waarmee ze vastzitten snijden alleen maar dieper in hun vlees. “Stop daar onmiddellijk mee!” buldert de grote kraanvogel.
“Doe ons alstublieft geen pijn heilige vrouwe!”, zegt Yuki terwijl zijn vrouw angstig haar ogen neerslaat. “Waarom niet? Jullie hebben het er zelf naar gemaakt.” “Ik begrijp het niet” fluistert Suki.”
“Dan zal ik het jullie laten zien!”, zegt de grote kraanvogel. Met twee houwen van haar snavel bevrijdt zij het echtpaar van hun kettingen, die op de grond kletteren.

De kraanvogel hupt de lucht in, slaat haar vleugels uit, neemt zwierig een bocht en grijpt het verongelijkte stel rijstboeren bij de schouders. Yuki in de ene klauw en Suki in de andere. Ze sleurt ze de lucht in en ze vliegen de horizon tegemoet terwijl de engelen voor donder en bliksem blijven zorgen en hen volgen. Het regent echter niet.

Tijdens de vlucht knijpt Suki haar ogen dicht om de afgrond onder hen niet te hoeven zien. Later opent ze voorzichtig haar ogen. Nieuwsgierig bekijkt ze het landschap dat onder hen doorschiet alsof het een op hol geslagen film in een toverlantaarn is. Ze raakt ieder besef van tijd kwijt. Als ze naar haar man kijkt ziet ze dat hij weer buiten bewustzijn is. Logisch, want hij heeft hoogtevrees.

Dan ziet ze een enorm paleis in de verte opdoemen met rode daken en witte muren waarop de zon fel weerkaatst. Om het paleis heen strekken zich groene velden uit met overal lange tafels. Op die tafels staan kraanvogels in alle kleuren van de regenboog uitgestald. Ze bewegen niet, want ze zijn van papier en er is geen zuchtje wind. Ze landen voor het paleis. “Waarom zijn we hier?”, vraagt Suki aan de grote kraanvogel. “Om jullie te laten zien waarom het geluk in de wereld opraakt.” “Waarom dan?” “Jullie mensen hebben het geluk gevangen in origami-kraanvogels voor jullie eigen gewin, maar vergeten daarmee dat het om de echte kraanvogels draait. En zij worden met uitsterven bedreigd.”

“Hoe kunnen we helpen?”, vraagt Suki. “Door het geluk in de origami-kraanvogels vrij te laten. Loop door de poort van het paleis heen.” Suki en Yuki, die inmiddels klaarwakker is, duwen de zware deuren van de poort open en lopen een binnenplaats op met een put in het midden. “Spring de put in om de kraanvogels te bevrijden.” De twee houden elkaars handen vast terwijl ze op de rand van de put balanceren en springen dan.

Ze vallen. Vanuit de duisternis in de put schieten allerlei kleuren langs Yuki en Suki. Rood, blauw, geel. Suki voelt zich steeds lichter worden. Tot ze zo licht is dat ze naar beneden zweeft. Naast haar man. Op de bodem van de put doemt daglicht op. Terwijl ze de uitgang naderen hebben Yuki en Suki elkaars handen losgelaten. Ze hebben geen handen meer. En armen en benen trouwens ook niet. Als twee prachtige kraanvogels vliegen ze de zon tegemoet om in zijn gelukzalige warmte te verdwijnen.


0 reacties

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.