Ik ontbijt blijkbaar al jaren met vruchtensap. Nooit geweten. Vorige week kwam ik tot de schokkende ontdekking dat koffie fruit is. Een steenvrucht, net als mango’s, abrikozen en olijven. Het nieuws kwam van betrouwbare bron: een van de medewerkers van koffieplantage Finca La Laja in Gran Canaria. Een paradijselijke plek, gelegen in een dal dat afwisselend zwart zag van het vulkanisch gesteente en groen van de palmbomen en cactussen. Op de plantage werd niet alleen koffie verbouwd, maar ook druiven, avocado’s en bananen. Nog voor lunchtijd waren er twee glazen wijn in onze magen verdwenen. Om ons heen ruiste een warm windje door de gewassen. Het afsluitende kopje koffie wekte ons niet uit deze droom.
Maar was het wel zo’n droom? Lange tijd was deze koffieplantage de enige in Europa: nergens anders was de temperatuur stabiel genoeg om koffieplanten te kunnen kweken. Van nature komen ze enkel voor in de landen rond de evenaar, zoals Brazilië, Ethiopië en Colombia. Op de Canarische Eilanden is koffie een exoot, maar dankzij de vulkanische grond en de vergelijkbare temperaturen kon de plant er prima groeien. Sinds een paar jaar is het echter niet meer de enige koffieplantage in Europa: ook in Portugal vind je inmiddels koffieplanten. Veel noordelijker.
Die oranje driftkikker aan de overkant van de oceaan mag dan anders beweren, maar werp één blik op een arabicaplant en je weet: klimaatverandering is echt. Daar in dat paradijselijke dal zag ik een gewas dat alle seizoenen tegelijk vertegenwoordigde – een tak met knalrode, rijpe koffievruchten, een tak waar de bloesem nog in hing en een kaal, sprieterig takje. Aan één plant. De natuur is de weg kwijt. Waar de koffieplanten vroeger eens per jaar geoogst konden worden, geven ze nu twee en soms zelfs drie keer per jaar vrucht. Door dat harde werken raken ze eerder uitgeput. Hun levensduur wordt korter. Net als mensen kan ook koffie een burn-out krijgen.
De plantage voelde als een blik op een wereld die binnenkort niet meer zou bestaan. Nog maar even en dan was dit paradise lost. Ik realiseerde me dat we met onze reisbeweging naar dit buitengewone stuk natuur ook bijdroegen aan de vernietiging ervan. Ik keek naar de oase om me heen en vond het moeilijker om te genieten. De koffie smaakte bitterder dan daarvoor.
De bonen uit deze koffieplanten blijven op Gran Canaria; hooguit bereiken ze een van de andere Canarische eilanden. Geen grootschalige productiemethoden, hier wordt nog met de hand geplukt en verwerkt. Maar hoe zit het eigenlijk met de bonen voor mijn dagelijkse kopje koffie? In Nederland kan de arabicaplant (gelukkig!) nog niet groeien, wat betekent dat we met z’n allen van ver ingevlogen koffie drinken om ’s morgens mee wakker te worden. Hopelijk wel eerlijk geproduceerde koffie, maar toch: van ver. En wat te denken van al die mango’s, avocado’s en zuidvruchten die het hele jaar door in de schappen liggen van de supermarkt?
In het vliegtuig terug naar huis denk ik aan al die kilo’s groenten, fruit en mens die dagelijks door de lucht verplaatst worden. Naast me hoor ik een hele familie, die over drie rijen verdeeld met elkaar communiceert, praten over hun volgende vliegreis. Aan hun zonverbrande gezichten (medium roast, gok ik) te zien was dit niet hun eerste zonvakantie van het seizoen. Ik voel me schuldig en neem me voor om paradijzen dichter bij huis te zoeken. Ik draai me om naar mijn vriend en zeg: ‘Zullen we toch eens een groentepakket doen? Van zo’n boer vlakbij?’
Het blijft moeilijk: doen wat goed is voor de wereld en doen wat goed is voor jezelf. Of is doen wat goed is voor de wereld uiteindelijk altijd ook het beste voor jezelf? De Canarische koffieplantage drijft nog in mijn gedachten als ik eenmaal thuis toch die van ver ingevlogen koffie naar binnen giet.
Hopelijk is het moment dat er koffiebessen in het fruitpakket van de lokale boer zitten nog heel ver weg.
 
													 
													 
													
0 reacties