Eigenlijk hadden we er drie moeten kopen. Tovereieren. Zo noem ik ze maar, de eieren die we vorige week kochten in het dierentuinwinkeltje voor het neefje en nichtje van mijn vriend. De dingen hebben het formaat van – zo stel ik me voor – een gemiddeld dodo-ei. Als je ze een paar dagen in het water laat liggen komt er een levensecht beestje uit. Levensecht, niet levend. We krijgen nu updates over de stand van zaken van De Eieren: er is inmiddels een deel van de schaal verdwenen, daaronder is het vooral zwart. Van de hypothetische pinguïn en schildpad is nog geen spoor. We hadden nog voorgesteld om er een webcam op te zetten, zodat we live konden meegenieten van het hele proces. Het voelt bijna alsof je wacht op een écht beestje. En ik denk: had ik ook maar zo’n ei.
Het gaat me natuurlijk niet om dat ei zelf, of de ongetwijfeld níet levensechte pinguïn die eruit komt. Ik mis het om me te verwonderen en ik mis het om bijna niet te kunnen slapen van de opwinding omdat je ergens zó naar uitkijkt. Dat je maar bleef draaien in je bed, omdat je de dag erna jarig was, of naar de Efteling ging. Als volwassene lig je alleen maar te woelen als je ergens over piekert. De nacht voordat mijn vriend en ik naar de dierentuin gingen, sliep ik even goed als het aardvarken dat we de dag erna zagen: totaal voor pampus op z’n rug, de pootjes bijna recht naar boven.
Pas toen we door het toegangshek van Burgers’ Zoo waren, voelde ik iets van dat kinderlijk enthousiasme in me opborrelen. Kijk – pinguïns! O – er is een giraf geboren, zouden we die kunnen zien? (Nee.) Ze hebben ook capybara’s, en de olifanten natuurlijk! (Ook allebei niet gezien.) Het was jaren geleden dat ik voor het laatst een dierentuin bezocht, ook omdat ik er gemengde gevoelens bij heb. Ik geloof dat ik was vergeten hoe vrolijk dieren stemmen. Er is niets zo leuk als kijken naar stokstaartjes en te weten: jullie hebben je ooit een weg uit je eigen verblijf gegraven. Staren naar de neushoorns en denken: wat een onhandig gebouwde tanks eigenlijk. Het was fijn om even alleen maar te kijken.
Het langst bleven we staan bij het chimpansee-verblijf. Een stuk of twaalf apen zaten tevreden te kauwen op kroppen sla en stukken bloemkool. Sommige chimpansees hamsterden een stapeltje voedsel en trokken zich dan terug op hun eigen eiland om daar in alle rust te gaan kanen. Andere waren vooral geïnteresseerd in de verzorger die het eten gooide, maar leken niet van plan daadwerkelijk tot actie over te gaan. Eén chimpansee liep nogal moeilijk. Toen ik beter keek zag ik dat dat kwam omdat er een heel klein aapje aan haar hing. Vastgeplakt aan zijn moeder, niet van plan zich te tonen aan het publiek achter het raam. Dat publiek was trouwens vooral geïnteresseerd in dat ándere chimpanseetje: net iets groter en vooral een geboren performer. Hij buitelde en wankelde op zijn plateautje en keek verwilderd naar de krop sla die hij voor zich aantrof. Zonder veel overtuiging knabbelde hij eraan.
Toen ik zo gebiologeerd naar de chimpansees stond te kijken, schoot me een zin te binnen uit De kleine blonde dood van Boudewijn Büch. De hoofdpersoon neemt zijn zesjarige zoontje Mick mee naar de dierentuin. Dat is geen onverdeeld succes, want het teveel aan chocomel en snoep komt er net zo hard weer uit. De verwondering op Micks gezichtje brengt de ik-figuur weer terug naar zijn eigen kindertijd. Büch schrijft: ‘En natuurlijk vond hij de apen het leukst.’
Ik geloof dat ik met dezelfde verwondering op mijn gezicht naar de apen stond te kijken, want mijn vriend zei: ‘Zo vertederd heb ik je nog nooit zien kijken.’ Naar kinderen kijk ik in ieder geval nooit zo – hoe leuk en grappig ik sommige kinderen ook vind, ze boezemen me ook altijd een beetje angst in. Ik weet me geen houding te geven met een kind tegenover me. Ik zou ook zo iemand zijn die zo’n kind te veel chocomel te drinken geeft – en dan achteraf pas bedenkt dat dat niet zo handig was.
Die dierentuin, zo aan het begin van de lente, met die pasgeboren apen en giraf – het was de ideale gelegenheid om me weer even te verwonderen. Stiekem ben ik ook heel benieuwd hoe de schildpad en de pinguïn uit die tovereieren eruitzien. Maar ik hoop toch heel hard dat mijn paaseitjes niet uitkomen…
 
													 
													 
													
0 reacties